Dankzij JPG is het mogelijk om fotobestanden kleiner te maken zodat ze minder plaats innemen op je schijf. Als je overdrijft zal de kwaliteit van de foto eronder lijden.
JPG is een zogenaamde lossy compressie. Dat betekent dat er informatie verloren gaat bij het opslaan van de foto. Hoeveel weggelaten wordt, hangt af van de mate van compressie die je gebruikt. Elk beeldbewerkingsprogramma heeft een aantal opties om dat in te stellen. Bij de lichtste compressie wordt enkel informatie weggelaten die we met het blote oog niet zien. Je merkt dus niet dat er een stukje van de foto verdwenen is.
Door de compressie zijn JPG-bestanden ideaal om foto’s met elkaar uit te wisselen. Het formaat is echter niet zo geschikt om fotobewerking mee te doen. Als je een bestand telkens opnieuw opent en opslaat, zal door de compressie heel wat informatie verloren gaan. Uiteindelijk wordt het zo erg dat je in de foto artefacts gaat zien. Dat zijn foutjes en vervormingen in het beeld die enorm storend zijn.
Een extreem geval kan je zien in onderstaand filmpje. Daarin is een foto 600 keer geopend en opnieuw bewaard met JPG-compressie. Op het einde heeft het meer weg van een abstract schilderij dan een foto.
Let dus op met JPG-bestanden. Als je een foto later nog wil bewerken, kan je beter gebruik maken van PSD, TIFF of RAW en de omzetting pas doen helemaal op het einde. Het is sowieso een goed idee om de originele bestanden te bewaren voor het geval dat je later een foto anders wil gebruiken, bijvoorbeeld om op groot formaat af te drukken. In dat geval zullen kleine foutjes veel sneller te zien zijn dan wanneer je een foto gewoon online zet.